Geopenbaard vóór de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 165 strofen.
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
1. Alle lof komt Allah toe, Die de hemelen en de aarde schiep en de duisternis en het licht deed ontstaan; toch stellen de ongelovigen gelijken naast hun Heer.
2. Hij is het, Die u uit klei schiep en daarna een termijn bepaalde. De vastgestelde termijn is bij Hem. Toch twijfelt gij.
3. En Hij is Allah in de hemelen en op aarde. Hij kent uw innerlijk en uw uiterlijk en Hij weet, wat gij verdient.
4. En er komt van de tekenen van hun Heer geen teken tot hen of zij wenden zich er van af.
5. Zij hebben de waarheid verloochend toen deze tot hen kwam, maar de tijdingen waarover zij spotten zullen hen weldra bereiken.
6. Zien zij niet, hoeveel geslachten Wij vóór hen hebben vernietigd? Wij hadden hun zulke macht op de aarde gegeven als Wij u niet hebben geschonken en Wij zonden wolken over hen die regelmatig regen deden neerstromen en Wij deden rivieren onder hen vloeien; daarna vernietigden Wij hen vanwege hun zonden en deden een ander geslacht na hen ontstaan.
7. En al hadden Wij u een boek op perkament nedergezonden en al hadden zij het met hun handen betast, zouden de ongelovigen toch hebben gezegd: "Dit is niets dan klaarblijkelijke tovenarij."
8. Zij zeggen: "Waarom is er geen engel tot hem (de Profeet) nedergezonden?" En indien Wij een engel zenden dan wordt de zaak afgedaan en er wordt hun geen uitstel gegeven.
9. En als Wij een engel hadden aangesteld, zouden Wij hem als mens hebben doen voorkomen en zo zouden Wij hetgeen zij verwarren, voor hen nog verwarder hebben gemaakt.
10. En voorzeker de boodschappers vóór u werden ook bespot, zo trof diegenen die bespotten, de straf voor hetgeen zij bespotten.
11. Zeg: "Gaat op aarde rond en ziet, wat het einde was der loochenaars."
12. Zeg: "Aan wie behoort hetgeen in de hemelen en op aarde is?" Zeg: "Aan Allah." Hij heeft het op Zich genomen, barmhartigheid te tonen. Voorzeker Hij zal u op de Dag der Opstanding verzamelen, daaraan is geen twijfel. Zij, die hun zielen hebben tekort gedaan, geloven niet.
13. Aan Hem behoort wat in nacht en dag bestaat. En Hij is de Alhorende, Alwetende.
14. Zeg: "Zal ik een andere Beschermer nemen, dan Allah, de Schepper der hemelen en der aarde, Die voedt en niet wordt gevoed?" Zeg: "Het is mij bevolen, de eerste te zijn die zich onderwerpt." En behoort niet tot de afgodendienaren.
15. Zeg: "Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf van de grote Dag."
16. Van wie deze straf op die Dag is afgewend, Allah heeft hem inderdaad barmhartigheid betoond. En dat is een klaarblijkelijke overwinning.
17. En als Allah u door schade treft, is er niemand die dit kan afwenden dan Hij; en als Hij u met weldaad omringt - Hij heeft macht over alle dingen.
18. Hij is de Oppermachtige over Zijn dienaren en Hij is de Alwijze, en van alles op de hoogte.
19. Zeg: "Wie is het gewichtigst als getuige?" Zeg: "Allah is getuige tussen u en mij. En deze Koran is mij geopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge waarschuwen. Getuigt gij werkelijk dat er andere goden buiten Allah zijn?" Zeg: "Ik getuig niet." Zeg: "Hij is de ene God en ik heb niets uitstaande met datgene wat gij met Hem vereenzelvigt."
20. Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen hem (de Profeet), zoals zij hun kinderen erkennen. Maar zij, die hun ziel hebben tekort gedaan, willen niet geloven.
21. En wie is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen tegen Allah uitdenkt of Zijn tekenen verloochent? Voorzeker, de onrechtvaardigen zullen niet slagen.
22. (Gedenk) de Dag, waarop Wij hen allen zullen verzamelen, dan zullen Wij zeggen tot degenen, die afgoderij pleegden: "Waar zijn uw mededingers, die gij beweerdet (te bezitten)?"
23. Dan zal hun antwoord niet anders zijn dan dat zij zeggen: "Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren."
24. Zie, hoe zij tegen zichzelven liegen en hoe hetgeen zij plachten te verzinnen voor hen verloren is gegaan.
25. Er zijn sommigen hunner, die naar u luisteren, maar Wij hebben sluiers om hun hart gelegd en hun oren verstopt, zodat zij niet begrijpen. En al zagen zij elk teken, zouden zij er toch niet in geloven; wanneer zij tot u komen redetwisten zij met u, en de ongelovigen zeggen: "Dit zijn niets dan fabelen der ouden."
26. En zij verbieden (anderen) en blijven er zelt verre van. En zij deren niemand dan zichzelven, zij bemerken het echter niet.
27. En als gij het slechts zoudt kunnen zien, wanneer zij voor het Vuur zullen worden gebracht! Zij zullen dan zeggen: "O, mochten wij slechts worden teruggezonden, dan zouden wij de tekenen van onze Heer niet meer verloochenen en wij zouden tot de gelovigen behoren."
28. Neen, hetgeen zij voorheen plachten te verbergen is hun duidelijk geworden. En als zij zouden worden teruggezonden zoudden zij gewis tot hetgeen hen was verboden terugkeren; Voorzeker zij zijn leugenaars.
29. En zij zeggen: "Er is niets dan ons leven van deze wereld en wij kunnen niet worden opgewekt."
30. En wanneer gij het slechts zoudt kunnen zien, wanneer zij voor hun Heer zullen worden gebracht, zal Hij zeggen: "Is dit niet de waarheid?" Zij zullen antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Ondergaat dan de straf, omdat gij placht te verwerpen."
31. Voorzeker, zij, die de ontmoeting met Allah verloochenen, benadelen zich, totdat het uur onverwachts over hen komt, en zij zullen zeggen: "O, wij hebben wroeging, vanwege onze tekortkoming hierin." En zij zullen hun lasten op hun ruggen dragen. Ziet toe, wat zij dragen is zeker slecht.
32. Het wereldse leven is niets dan een spel en een ijdel vermaak. Doch voor degenen die God vrezen, is het tehuis van het Hiernamaals beter. Wilt gij dan niet begrijpen?
33. Wij weten zeer goed dat hetgeen zij zeggen u verdriet doet, doch zij verloochenen u (profeet) niet, maar het zijn de tekenen van Allah die de boosdoeners verwerpen.
34. Gewis, de boodschappers vóór u werden ook verloochend en gekweld, niettemin bleven zij geduldig in datgene, waarvoor zij waren verloochend; totdat onze hulp tot hen kwam. Er is niemand die de woorden van Allah kan veranderen. En er zijn reeds tijdingen omtrent die boodschappers tot u gekomen.
35. En als hun afkeer u onverdraaglijk is, breng hun dan een teken, indien gij een opening in de aarde of een ladder naar de hemelen kunt vinden. En indian Allah wilde zou Hij hen zeker onder één leiding hebben verzameld. Behoor dus niet tot de onwetenden.
36. Alleen degenen die luisteren, kunnen aannemen. De doden zal Allah opwekken en dan zullen zij tot Hem worden teruggebracht.
37. En zij zeggen: "Waarom is er over hem geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "Voorzeker, Allah heeft de macht om een teken neder te zenden." Maar de meesten hunner beseffen het niet.
38. En er is geen beest dat op de aarde kruipt, noch een vogel die op zijn vleugels vliegt, of zij vormen gemeenschappen, zoals gij. Wij hebben niets uit het Boek weggelaten. Dan zullen zij tot hun Heer tezamen worden gebracht.
39. Zij, die Onze tekenen verloochenen, zijn doof en stom, in de duisternis. Allah laat wie Hij wil dwalen en Hij plaatst op het rechte pad wie Hij wil.
40. Zeg: "Wat denkt gij? Als de straf van Allah, of het uur over u komt, zult gij dan iemand anders aanroepen, dan Allah, als gij waarachtig zijt?"
41. "Neen, Hem alleen zult gij aanroepen; dan zal Hij datgene verwijderen waarvoor gij Hem aanroept als Hij dat wil en gij zult uw afgoderij vergeten.
42. Wij zonden inderdaad tot de volkeren die vóór u waren, (een profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) met armoede en tegenspoed opdat zij zich mochten verootmoedigen.
43. Waarom verootmoedigden zij zich niet toen Onze straf over hen kwam? Maar hun hart was verhard en Satan deed hun schoon schijnen al hetgeen zij verrichtten.
44. Toen zij dan hetgeen waarvoor zij waren gewaarschuwd vergaten, openden Wij hun de poorten van alle dingen (der wereld) totdat zij verheugd werden over hetgeen hun was gegeven, dan grepen Wij hen onverwachts aan en zie, zij werden wanhopig.
45. Zo werd de levensader van de mensen, die slecht handelden, afgesneden. Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden.
46. Zeg: "Wat denkt gij? Als Allah uw gehoor en gezicht zou wegnemen en uw hart zou verzegelen, wie is dan God buiten Allah die het u kon teruggeven? Zie, hoe Wij de tekenen verklaren, toch wenden Zij zich af.
47. Zeg: "Wat denkt gij? Als de straf van Allah onverwachts of openlijk tot u komt, zal iemand anders dan het onrechtvaardige volk vernietigd worden?"
48. Wij zenden de boodschappers alleen als dragers van blijde tijding en als waarschuwers. Over degenen, die geloven en zich verbeteren, zal geen vrees komen noch zullen zij treuren.
49. En degenen, die Onze tekenen verloochenen, hen zal straf raken, omdat zij niet gehoorzaam waren.
50. Zeg: "Ik zeg niet tot u, dat ik de schatten van Allah bezit, noch dat ik het onzienlijke ken, noch zeg ik tot u: 'Ik ben een engel'; ik volg slechts hetgeen mij wordt geopenbaard." Zeg: "Kunnen de blinde en de ziende gelijk zijn? Wilt gij dan niet nadenken?"
51. Waarschuw daarmede degenen die vrezen, dat zij tot hun Heer worden verzameld, dat zij buiten Hem vriend noch bemiddelaar hebben, opdat zij (God) mogen vrezen.
52. En verdrijf niet degenen die hun Heer morgen en avond aanroepen, Zijn aangezicht zoekend. Gij zijt volstrekt niet verantwoordelijk voor hen, noch zijn zij enigermate verantwoordelijk voor u. Zoudt gij hen verdrijven, dan zult gij tot de onrechtvaardigen behoren.
53. En op deze wijze hebben Wij sommigen hunner door anderen beproefd, zodat zij kunnen zeggen: "Zijn dezen het, die Allah onder ons heeft begunstigd?" Kent Allah degenen die dankbaar zijn niet het beste?
54. Wanneer degenen die in Onze tekenen geloven, tot u komen, zeg dan: "Vrede zij u." Uw Heer heeft barmhartigheid op zich genomen; dus wie uwer in onwetendheid kwaad doet en daarna berouw heeft en zich verbetert, (voor hem) is Hij Vergevensgezind, Genadevol.
55. En zo zetten Wij de tekenen uiteen opdat de weg der schuldigen openbaar worde.
56. Zeg: "Het is mij verboden degenen, die gij naast Allah aanroept, te aanbidden. Zeg: "Ik wil uw boze neigingen niet volgen. In dat geval zal ik tot de dwalenden behoren en niet tot hen die het rechte pad volgen."
57. Zeg: "Ik ben op de rechte weg van mijn Heer en gij verloochent die. Maar wat gij verhaast is niet in mijn macht. De beslissing berust slechts bij Allah. Hij zet de waarheid uiteen en Hij is de beste der seheidsrechters."
58. Zeg: "Als hetgeen gij verhaast in mijn macht was, zou de zaak voorzeker tussen u en mij reeds zijn beslist. En Allah kent de onrechtvaardigen met beste.
59. En bij Hem zijn de sleutels van het onzienlijke; niemand kent dit, behalve Hij. En Hij weet wat op het land en wat in de zee is. En er valt geen blad zonder dat Hij het weet, noch is er een korrel in de duisternis der aarde, noch iets dat groen of droog is, zonder dat het in een duidelijk Boek is vermeld.
60. Hij is het, Die uw ziel in de nacht neemt en weet hetgeen gij overdag doet; daarna wekt Hij u weder op, opdat de vastgestelde termijn moge worden voltooid. Dan is uw terugkeer tot Hem. Daarna zal Hij u inlichten over hetgeen gij deedt.
61. Hij is oppermachtig over Zijn dienaren en Hij zendt bewakers over u, totdat, wanneer de dood tot een uwer komt, Onze boodschappers zijn ziel wegnemen; zij falen daarin niet.
62. Dan worden zij tot Allah, hun ware Heer teruggebracht. Voorzeker, de beslissing ligt in Zijn handen; en Hij verrekent het snelst."
63. Zeg: "Wie verlost u van de rampen van het land en van de zee wanneer gij Hem in nederigheid en in het geheim aanroept? (zeggende): 'Indien Hij ons hiervan redt zullen wij zeker tot de dankbaren behoren."
64. Zeg: "Allah verlost u van deze en van elke andere nood en toch schrijft gij deelgenoten (medegoden) aan Hem toe."
65. Zeg: "Hij heeft macht om u van boven of van onder u straf toe te zenden, u in groepen te verdelen en elkander geweld aan te laten doen." Zie, hoe Wij de tekenen uiteenzetten opdat zij mogen begrijpen.
66. En uw volk heeft het verworpen, ofschoon het de waarheid is. Zeg: "Ik ben geen voogd over u."
67. Er is voor elke profetie een vastgestelde tijd en gij zult het weldra te weten komen.
68. Wanneer gij degenen ziet, die Onze tekenen bespotten, wendt u dan van hen af, totdat zij een ander gesprek beginnen. En als Satan het u doet vergeten zit dan niet, nadat het in uw herinnering opkomt, met het onrechtvaardige volk bijeen.
69. En degenen die God vrezen, zijn in het geheel niet verantwoordelijk voor hen, behalve voor de vermaning, opdat zij behoed zullen worden.
70. Laat degenen die hun geloof tot een spel en tijdverdrijf hebben gemaakt en wie het wereldse leven heeft bedrogen, met rust. En waarschuw hiermee, opdat een ziel niet moge worden overgeleverd voor hetgeen zij heeft gedaan. Zij zal naast Allah geen helper of bemiddelaar hebben. En indien zij (zelfs) alles als losprijs zou aanbieden, zal deze van haar niet worden aanvaard. Dezen zijn het, die zijn overgeleverd voor hetgeen zij verdienden. Zij zullen een drank van kokend water en een smartelijke straf ontvangen, omdat zij verwerpen.
71. Zeg: "Zullen wij naast Allah datgene aanroepen wat ons noch bevoordelen noch schaden kan, dan worden wij, nadat Allah ons heeft geleid, van het rechte pad verwijderd, zoals iemand die de bozen hebben neergeveld op de aarde in een toestand van verbijstering en die metgezellen heeft die hem tot de weg roepen, zeggende: 'Kom tot ons'?" Zeg: "De leiding van Allah is voorzeker de enige leiding en het is ons bevolen ons aan de Heer der Werelden te onderwerpen."
72. En: "Onderhoudt het gebed en vreest Hem, tot Wie gij zult worden verzameld."
73. En Hij is het, Die de hemelen en de aarde in werkelijkheid schiep. En de dag, waarop Hij zegt: "Wees", wordt het. Zijn woord is werkelijkheid; en aan Hem behoort het koninkrijk op de Dag waarop de bazuin zal worden geblazen. De Kenner v an het onzichtbare en het zichtbare. Hij is de Alwijze, de Al- kennende.
74. Toen Abraham tot zijn vader Azar zeide: "Neemt gij afgoden tot Goden? Ik zie u en uw volk in duidelijke dwaling."
75. Zo toonden Wij Abraham het koninkrijk der hemelen en der aarde, opdat hij tot de vastgelovenden zou behoren.
76. En toen de nacht over hem kwam, zag hij een ster. Hij zeide: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging, zeide hij: "Ik heb de dingen, die ondergaan niet lief."
77. En toen hij de maan zag glanzen, zeide hij: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging zeide hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan zou ik zeker tot het dwalende volk behoren."
78. En toen hij de zon zag stralen zeide hij: "Dit is mijn Heer. Dit is de grootste" Maar toen zij onderging, zeide hij: "O, mijn volk, ik heb niets uitstaande met uw afgoden."
79. "Ik heb mijn aangezicht oprecht gewend tot Hem, Die de hemelen en de aarde schiep en ik behoor niet tot de afgodendienaren."
80. En zijn volk redetwistte met hem. Hij zeide: "Redetwist gij met mij omtrent Allah, terwijl Hij mij recht heeft geleid? En ik vrees hetgeen gij met Hem vereenzelvigt niet, tenzij mijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat alle dingen in Zijn kennis. Wilt gij er dan geen lering uit trekken?"
81. "En hoe kan ik uw afgoden vrezen, terwijl gij zelf uw afgoderij niet vreest waarvoor Allah u geen gezag heeft nedergezonden? Wie van de twee partijen is dan veiliger, als gij dat weet?"
82. Zij die geloven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid vermengen - dezen zijn het, die vrede zullen hebben want zij zijn recht geleid.
83. En dit is onze bewijsgrond die Wij Abraham tegen zijn volk gaven. Wij verheffen graadsgewijze, wie Wij willen. Voorzeker, Uw Heer is Alwijs, Alwetend.
84. En Wij gaven hem Izaäk en Jacob; Wij leidden elk hunner en voordien leidden Wij Noach en van zijn afstammelingen: David, Salomo, Job, Jozef, Mozes en Aäron. Zo belonen Wij de goeden.
85. En Zacharia, Johannes, Jezus en Elias. Elk hunner behoorde tot de deugdzamen.
86. En Ismaël, Elisa, Jonas en Lot; elk hunner verhieven Wij boven de volkeren.
87. En van hun vaderen en hun kinderen en hun broederen verkozen Wij enigen en leidden hen op het rechte pad.
88. Dit is de leiding van Allah, Hij leidt daarmede van Zijn dienaren, wie Hij wil. En, indien zij iets naast Hem hadden aanbeden, zou voorzeker al hetgeen zij plachten te doen, verloren zijn gegaan.
89. Dezen zijn het, wie Wij het Boek en de heerschappij en het profetenambt gaven. Maar nu dezen er ondankbaar voor zijn, hebben Wij deze aan een volk toevertrouwd dat er niet ondankbaar voor zal zijn.
90. Dezen zijn het, die Allah juist heeft geleid; volgt daarom hun leiding. Zeg: "Ik vraag u er geen beloning voor. Dit is niets dan een vermaning aan alle volkeren."
91. En zij schatten de juiste waarde van Allah niet wanneer zij zeggen: "Allah heeft aan niemand iets geopenbaard." Zeg: "Wie openbaarde het Boek dat Mozes bracht als licht en leiding voor de mensen - dat gij op papieren schrijft, en bekend maakt, terwijl gij toch veel verbergt en (waardoor) aan u is onderwezen, hetgeen gij noch uw vaderen wisten?" - Zeg: "Allah". Laat hen dan met rust om zich met hun ledig spel te vermaken.
92. En dit Boek vol zegeningen, hebben Wij geopenbaard, vervullende, hetgeen er aan voorafging, opdat gij de moeder der steden (Mekka) en wat er omheen is zoudt waarschuwen. En degenen die in het Hiernamaals geloven, geloven er in en zij waken over hun gebed.
93. En wie is onrechtvaardiger dan hij die een leugen over Allah uitdenkt of zegt: "Het is mij geopenbaard," terwijl hem niets is geopenbaard en die zegt: "Ik zal iets nederzenden dat gelijk is aan hetgeen Allah heeft nedergezonden?" O, kondet gij het waarnemen, wanneer de onrechtvaardigen in doodsstrijd zijn en de engelen hun handen uitstrekken, (zeggende): "Geeft uw zielen op. Deze dag zal u de straf der schande worden toegekend, voor hetgeen gij ten onrechte tegen Allah zeidet en omdat gij u hoogmoedig van Zijn tekenen afwenddet.
94. Nu zijt gij één voor één tot Ons gekomen zoals Wij u eerst schiepen en gij hebt, hetgeen Wij u schonken achter u gelaten en Wij zien de bemiddelaren, waarvan gij beweerdet dat zij deelgenoten waren in uw zaken, niet bij u. Voorzeker is nu (de band) tussen u afgesneden en hetgeen gij placht te beweren is verloren gegaan.
95. Voorwaar, het is Allah die de graankorrel en de dadelpit doet uitspruiten. Hij brengt de levenden uit de doden voort en is de Voortbrenger van doden uit de levenden. Dat is Allah, waarheen wordt gij dan afgewend?
96. Hij doet de dag aanbreken en Hij heeft de nacht voor rust ingesteld en de zon en de maan voor het uitrekenen (der jaargetijden). Dat is de ordening van de Almachtige, de Alwetende.
97. Hij is het, Die de sterren voor u heeft gemaakt, opdat gij daardoor de juiste richting in de duisternissen van het land en van de zee moogt volgen. Wij hebben de tekenen uitgelegd aan een volk, dat kennis bezit.
98. En Hij is het, Die u van uit één ziel heeft voortgebracht en er is een verblijfplaats en een bewaarplaats voor u. Wij hebben de tekenen verklaard aan een volk dat begrijpt.
99. En Hij is het, Die water uit de wolken nederzendt en daardoor elke soort van groei voortbrengt. En evenzo brengen Wij daarmee groen, waarvan Wij korenaren voortbrengen. En er komen uit de scheden van de dadelpalm laaghangende trossen. En Wij (brengen er) wijngaarden en de olijf en de granaatappel (mee voort) van gelijke en ongelijke soort. Kijkt naar het fruit ervan, wanneer het vrucht zet en naar het rijpen daarvan. Hierin zijn voorzeker tekenen voor een volk dat (wil) geloven.
100. En zij houden de djinn voor deelgenoten van Allah ofschoon Hij dezen schiep; en zij dichten Hem, zonder kennis, zonen en dochters toe. Heilig is Hij en verheven boven hetgeen zij Hem toeschrijven.
101. Wondere Schepper der hemelen en der aarde. Hoe kan Hij een zoon hebben, wanneer Hij geen gemalin heeft? Hij heeft alles geschapen; en Hij is de Kenner van alle dingen.
102. Zo is Allah, uw Heer. Er is geen God naast Hem, (Hij is) de Schepper aller dingen, aanbidt Hem Want Hij is de Voogd over alles.
103. Ogen kunnen Hem niet bereiken; maar Hij bereikt de ogen. Want Hij is de Ontastbare, de Alwetende.
104. "Er zijn inderdaad bewijzen van uw Heer tot u gekomen, wie dus ziet het is voor hemzelf en wie blind wordt het is tegen hemzelf. En ik ben geen bewaker over u."
105. En zo zetten Wij de tekenen uiteen, zodat zij zeggen: "Gij hebt het geleerd (van iemand)", en opdat Wij het aan een volk dat kennis heeft, mogen duidelijk maken.
106. Volg, hetgeen u van uw Heer is geopenbaard: er is geen God naast Hem; en wend u van de afgodendienaren af.
107. En als Allah had gewild, zouden zij geen goden hebben opgericht. Wij hebben u (de Profeet) geen bewaker over hen gemaakt, noch zijt gij voogd over hen.
108. En scheldt degenen, die zij naast Allah aanroepen niet uit, anders zullen zij uit nijd in hun onwetendheid Allah uitschelden. Zo hebben Wij voor elk volk hun daden schoon doen schijnen. Dan zullen zij tot hun Heer terugkeren en Hij zal hen inlichten over hetgeen zij plachten te doen.
109. En zij zweren hun sterkste eden bij Allah, dat, indien er een teken tot hen zou komen, zij er gewis in zouden geloven. Zeg: "Voorzeker, de tekenen zijn bij Allah." En wat weet gij: Wanneer de tekenen komen, zullen zij stellig niet geloven.
110. En Wij zullen hun hart en ogen in verwarring brengen, omdat zij er voor de eerste keer niet in geloofden en Wij zullen hen in hun overtreding blindelings laten dwalen.
111. En zelfs al zonden Wij engelen tot hen neder en al spraken de doden tot hen en Wij verzamelden voor hen alle dingen van aangezicht tot aangezicht, zij zouden er niet in geloven, tenzij Allah dit wilde. Maar de meesten hunner gedragen zich onwetend.
112. Op dezelfde wijze hebben Wij een vijand voor elke profeet gemaakt, bozen van onder de mensen en de djinn. Zij fluisteren elkander vergulde woorden in om te bedriegen - en als uw Heer had gewild, zouden zij het niet hebben gedaan; laat hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen.
113. En opdat de harten dergenen die niet in het Hiernamaals geloven er zich toe neigen en zij er tevreden mee mogen zijn en dat zij mogen verdienen hetgeen zij willen verdienen.
114. Zal ik als rechter iemand anders zoeken dan Allah, terwijl Hij het is, Die u het Boek heeft nedergezonden dat uitvoerig is verklaard? En degenen, wie Wij het Boek gaven weten dat het van uw Heer is nedergezonden met de waarheid; behoort daarom niet tot degenen die twijfelen.
115. En het woord van uw Heer is in waarheid en rechtvaardigheid vervuld. Niemand kan Zijn woorden veranderen; Hij is de Alhorende, de Alwetende.
116. En als gij het merendeel dergenen die op aarde zijn, volgt, zullen zij u van Allah's weg doen afdwalen. Zij volgen slechts vermoedens en zij doen niets dan gissen.
117. Voorzeker, uw Heer weet het beste wie van Zijn weg afdwaalt en Hij kent degenen, die recht geleid zijn.
118. Eet daarom van hetgeen waarover de naam van Allah is uitgesproken als gij in Zijn tekenen gelooft.
119. En welke reden hebt gij, dat gij niet van datgene zoudt eten, waarover de naam van Allah is uitgesproken, terwijl Hij u reeds heeft uitgelegd wat Hij u heeft verboden, - met uitzondering van datgene waartoe gij gedwongen zijt. En voorzeker, velen misleiden door hun boze neigingen zonder kennis. Waarlijk, uw Heer kent de overtreders het beste.
120. En schuwt openlijke, alsmede geheime zonden. Gewis, degenen die zonden begaan, zal voor hetgeen zij doen, worden vergolden.
121. En eet niet van hetgeen, waarover de naam van Allah niet is uitgesproken, want dat is zeker ongehoorzaamheid. En de bozen sporen hun vrienden aan opdat zij met u mogen redetwisten. Als gij hen gehoorzaamt zult gij inderdaad afgodendienaren zijn.
122. Is hij, die dood was en wie Wij het leven gaven en voor wie Wij een licht maakten waardoor hij onder de mensen wandelt, gelijk aan hem, wiens toestand zodanig is dat hij in de duisternissen verblijft waaruit hij niet kan wegkomen? Zo werd voor de ongelovigen schoonschijnend gemaakt hetgeen zij deden.
123. En zo hebben Wij in elke stad de groten tot haar schuldigen gemaakt zodat zij er in samenspannen en zij smeden slechts tegen hun eigen ziel, maar zij bemerken het niet.
124. En wanneer er tot hen een teken komt, zeggen zij: "Wij zullen niet geloven voordat ons hetzelfde is gegeven als hetgeen Allah's boodschappers is gegeven." Allah weet het beste waar Zijn boodschapte plaatsen. Vernedering bij Allah en een strenge straf zal de overtreders voorzeker treffen, wegens hetgeen zij beramen.
125. Wie Allah ook wenst te leiden, Hij verruimt zijn hart voor de Islam en wie Hij wenst te laten dwalen, zijn hart maakt Hij eng en gesloten alsof hij een hoogte aan het beklimmen was. Zo legt Allah degenen die niet geloven, onreinheid op.
126. En dit is het rechtleidende pad van uw Heer. Wij hebben de tekenen inderdaad verduidelijkt voor een volk dat er lering uit wil trekken.
127. Voor hen is het Huis van Vrede (het Paradijs) bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens hetgeen zij doen.
128. De Dag, waarop Hij hen allen tezamen zal verzamelen, (zal Hij zeggen): "O, gezelschap van djinn, gij hebt een grote hoeveelheid mensen tot u getrokken." En hun vrienden onder de mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander geprofiteerd, maar nu hebben wij de termijn welke Gij voor ons hebt vastgesteld bereikt." Hij zal zeggen: "Het Vuur is uw tehuis waarin gij zult vertoeven, behalve wat Allah moge behagen." Voorzeker, uw Heer is Alwijs, Alwetend.
129. En op dezelfde wijze maken Wij sommigen der onrechtvaardigen tot vrienden voor de anderen, voor hetgeen zij verdienen.
130. O, gezelschap van djinn en mensen. Kwamen er niet uit uw midden boodschappers tot u die u Mijn tekenen verhaalden en die u voor de ontmoeting van deze Dag waarschuwden? Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelven." Het wereldse leven bedroog hen. En zij zullen tegen zichzelf getuigen, dat zij ongelovigen waren.
131. Dit komt, omdat uw Heer de steden niet onrechtvaardig wilde vernietigen, terwijl de mensen er van onbewust waren.
132. En er zijn voor allen graden overeenkomstig hetgeen zij doen en uw Heer is niet onopmerkzaam jegens hetgeen zij doen.
133. En uw Heer is Onafhankelijk, Barmhartig. En als Hij het wil, kan Hij u wegnemen en u doen opvolgen wie Hij wil, zoals Hij u uit het nageslacht van andere mensen deed ontstaan.
134. Hetgeen u is beloofd, zal voorzeker geschieden en gij kunt het niet voorkomen.
135. Zeg: "O mijn volk, handel naar uw vermogen, ik handel ook. Gij zult weldra weten voor wie de uiteindelijke beloning van het tehuis zal zijn." Waarlijk de onrechtvaardigen slagen nooit.
136. En zij hebben Allah een deel van de oogsten en van het vee aangewezen, dat Hij heeft voortgebracht en zij zeggen: "Dit is voor Allah en dit is voor onze goden," zoals zij het zich denken. Maar hetgeen voor hun afgoden is, bereikt Allah niet, terwijl hetgeen voor Allah is, hun afgoden wel bereikt. Slecht is hetgeen zij oordelen.
137. Op dezelfde manier hebben voor velen der afgodendienaren hun afgoden het doden hunner kinderen schoonschijnend gemaakt, opdat zij hen mogen vernietigen en verwarring in hun godsdienst doen ontstaan. En als Allah het wilde, zouden zij dit niet hebben gedaan, laat hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen.
138. Zij zeggen: "Dit en dat vee en die en die oogsten zijn verboden, niemand zal er van eten, dan wie het ons belieft" - alzo beweren zij - en er is vee, welks ruggen verboden zijn en er is vee, waarover zij de naam van Allah niet uitspreken en zij bedenken een leugen over Hem. Hij zal hen weldra vergelden, hetgeen zij verzinnen.
139. En zij zeggen: "Hetgeen in de baarmoeders van dit en dat vee is, is uitsluitend voor onze mannen en is onze vrouwen verboden, maar als het dood geboren wordt hebben zij allen er deel aan." Hij zal hen naar hun bewering belonen. Voorzeker, Hij is Alwijs, Alwetend.
140. Zij, die hun kinderen door gebrek aan kennis uit domheid doden en hetgeen, waarvan Allah hen heeft voorzien, onwettig maken, een leugen over Allah smedende, zijn inderdaad afgedwaald - noch kunnen zij recht geleid worden.
141. Hij is het, Die tuinen doet ontstaan, wel of niet gestut en de dadelpalm en de korenvelden, waarvan de vruchten van verschillende soorten zijn en de olijf en de granaatappel van gelijke en ongelijke soort. Eet de vruchten ervan wanneer zij vruchten dragen, maar betaalt op de dag van de oogst, wat Hem verschuldigd is en verkwist het niet. Voorzeker, Allah heeft de verkwisters niet lief.
142. En Hij schiep onder het vee lastvee en slachtvee. Eet van hetgeen Allah u heeft voorzien en volgt de voetstappen van Satan niet. Voorzeker, hij is een openlijke vijand voor u.
143. Acht, in paren: Twee van de schapen en twee van de geiten. Zeg: "Zijn het de twee mannelijke dieren, die Hij heeft verboden, of de twee vrouwelijke dieren, ofwel, hetgeen de baarmoeders der twee vrouwelijke dieren bevatten? Onderricht mij met zekerheid, indien gij waarachtig zijt."
144. En twee der kamelen en twee der runderen. Zeg: "Zijn het de twee mannelijke dieren die Hij heeft verboden of de twee vrouwelijke dieren ofwel, hetgeen de baarmoeders der twee vrouwelijke dieren bevatten? Waart gij aanwezig toen Allah u dit oplegde? Wie is dan onrechtvaardiger dan hij die een leugen over Allah bedenkt om de mensen zonder kennis te doen dwalen?" Voorzeker, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.
145. Zeg: "Ik vind in hetgeen mij is geopenbaard niets, dat een eter is verboden te eten, met uitzondering van het gestorvene of vloeiend bloed of varkensvlees, want dit alles is onrein - of, wat in overtreding is, waarover een andere naam dan Allah's is aangeroepen. Maar wie door noodzaak wordt gedreven en niet begerig is noch de grens overschrijdt: uw Heer is dan voorzeker Vergevensgezind, Genadevol.
146. Wij verboden de Joden alle dieren die klauwen hebben en Wij verboden hun het vet van runderen, schapen en geiten, anders dan wat hun ruggen of hun ingewanden dragen of hetgeen met een been is gemengd. Dit is de vergelding, welke Wij hun voor hun opstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig.
147. En indien zij u verloochenen zeg: "Uw Heer is de Heer der alomvattende Barmhartigheid doch Zijn straf zal van het schuldige volk niet worden afgewend."
148. Zij die afgoderij bedrijven, zullen zeggen: "Als Allah het had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderij bedreven, noch hadden wij iets onwettig verklaard." Op dezelfde wijze loochenden ook zij die vóór hen waren, totdat zij Onze straf ondergingen. Zeg: "Hebt gij enige kennis? Toont het ons dan. Gij volgt niets dan vermoedens en gij doet niets dan liegen."
149. Zeg: "Van Allah is het afdoende bewijs. Als Hij had gewild zou Hij u zeker allen hebben geleid."
150. Zeg: "Brengt uw getuigen die getuigenis willen afleggen, dat Allah dit heeft verboden.'' Als zij getuigen, getuig niet met hen, noch volg de boze neigingen van degenen die Onze tekenen verloochenen en van degenen, die niet in het Hiernamaals geloven en die medegoden aan hun Heer toeschrijven.
151. Zeg: "Komt, ik zal u verkondigen, wat uw Heer heeft verboden;" n.l. dat gij iets met Hem vereenzelvigt en dat gij uw ouders niet goed behandelt en dat gij uw kinderen uit armoede doodt. - Wij zijn het, Die voor u en voor hen zorgen - en dat gij onbetamelijke daden hetzij openlijk of in het geheim begaat en dat gij een ziel ten onrechte doodt die Allah heilig heeft verklaard. Dit is, hetgeen Hij u heeft bevolen, opdat gij moogt begrijpen.
152. Beheert het eigendom van de wees, voordat hij volwassen is, niet anders dan op de beste wijze. En geeft de volle maat en het volle gewicht met rechtvaardigheid. Wij belasten geen ziel boven haar vermogen. En leeft, wanneer gij spreekt, rechtvaardigheid na, zelfs wanneer het een bloedverwant betreft en vervult het verbond van Allah. Dit is, hetgeen Hij u vermaant, opdat gij er lering uit moogt trekken.
153. En dit is het rechte pad dat tot Mij leidt. Volgt het daarom en volgt geen andere wegen opdat zij u niet van Mijn weg afleiden. Hiertoe vermaant Hij u, opdat gij vroom moogt zijn.
154. En Wij gaven Mozes het Boek, als voltooiing van de gunst aan hem die goed wilde doen en een uitleg van alle dingen en een leidraad en een barmhartigheid, opdat zij in de ontmoeting van hun Heer mochten geloven.
155. En dit is een Boek dat Wij hebben nedergezonden, vol van zegeningen. Volgt het daarom en hoedt u, opdat u barmhartigheid mag worden betoond.
156. Opdat gij niet zoudt zeggen: "Het Boek was alleen geopenbaard voor twee volkeren die vóór ons leefden, en wij waren inderdaad met de inhoud er van onbekend."
157. Of ingeval gij zoudt zeggen: "Voorzeker, als ons het Boek was nedergezonden, zouden wij beter zijn geleid dan zij." Er is nu een duidelijk bewijs, leiding en barmhartigheid van uw Heer tot u gekomen. Wie is onrechtvaardiger dan hij die de tekenen van Allah verwerpt en er zich van afkeert? Wij zullen degenen, die zich van Onze tekenen afwenden met een vreselijke straf vergelden omdat zij zich hebben afgewend.
158. Verwachten zij niets anders dan dat engelen tot hen zouden komen, of dat hun Heer zou verschijnen of dat enige der tekenen van uw Heer zouden plaatshebben? Op de dag, wanneer enige der tekenen van uw Heer zullen verschijnen, zal het geloven geen ziel baten die voorheen niet geloofde noch iets goeds door haar geloof verdiende. Zeg: "Wacht, Wij wachten ook."
159. Degenen, die scheiding in hun godsdienst maken en zich in secten verdelen - gij hebt met hen niets uitstaande. Hun zaak rust in Allah's handen dan zal Hij hen bekend maken met hetgeen zij deden.
160. Wie een goede daad verricht zal tienmaal zoveel ontvangen, maar wie een slechte daad verricht zal alleen een daaraan gelijke vergelding ontvangen; hun zal geen onrecht worden aangedaan.
161. Zeg: "Wat mij betreft, mijn Heer heeft mij op het rechte pad geleid - een goed geloof, de godsdienst van Abraham, de oprechte. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren."
162. Zeg: "Mijn gebed en mijn offer, mijn leven en mijn dood zijn gewijd aan Allah, de Heer der Werelden."
163. "Hij heeft geen gelijken. Zo is mij bevolen en ik ben de eerste der Moslims."
164. Zeg: "Zal ik een andere Heer begeren buiten Allah, terwijl Hij de Heer aller dingen is?" En geen ziel handelt dan voor zichzelf alleen, noch draagt een