8. Zij kunnen van de verheven bijeenkomst niets horen en zij worden van elke kant verdreven.
9. Als verworpenen en er is voor hen een voortdurende straf;
10. Maar hij die steelsgewijze opvangt, hem achtervolgt een heldere vlam.
11. Vraag hun (de ongelovigen) of zij moeilijker zijn te scheppen, dan andere (dingen) die Wij hebben geschapen. Voorzeker, Wij hebben hen uit vaste klei geschapen.
93. Dan begon hij hen met de rechter hand te slaan.
94. En zij (de afgodendienaren) haastten zich naar hem toe.
95. Hij zeide: "Aanbidt gij hetgeen gij zelf hebt uitgebeeld,
96. Terwijl Allah u en uw handwerk heeft geschapen?"
97. Zij zeiden: "Laat ons een omheining bouwen en hem in het vuur werpen."
98. En zij hadden een komplot tegen hem gesmeed, maar Wij vernederden hen.
99. Hij zeide: "Ik ga naar mijn Heer, Die zal mij leiden.
100. Mijn Heer, schenk mij een nakomeling die goed zal zijn."
101. Dan gaven Wij hem de blijde tijding van een verdraagzame zoon.
102. En toen deze de knapenleeftijd bereikte, zeide hij: "O mijn lieve zoon, ik heb in een droom gezien, dat ik u heb te offeren. Zie, wat zegt gij daarvan?" Deze antwoordde: "O mijn vader doe zoals u bevolen is, gij zult mij, indien Allah het wil, zeker geduldig vinden."
103. En toen zij zich beiden aan (Gods bevel) hadden onderworpen, en hij hem plat op zijn voorhoofd had gelegd,