17. Voorwaar, Wij zullen hen (de ongelovigen) op de proef stellen zoals Wij de eigenaars van een tuin beproefden toen zij zwoeren dat zij zeker het fruit daarvan in de vroege morgen zouden plukken.
41. Of hebben zij soms deelgenoten? Laten zij dan deze naar voren brengen als zij de waarheid spreken.
42. Op de Dag, waarop men beangstigd wordt, zullen zij geroepen worden te prostreren, maar zij zullen dat niet kunnen doen.
43. Hun ogen zullen terneergeslagen zijn en vernedering zal hen overvallen, want zij werden tot het prostraat Sadjdah geroepen toen hun niets ontbrak (en zij deden het niet).
44. Laat Mij en degenen die deze aankondiging loochenen, alleen. Wij zullen hen stap voor stap (de vernietiging) doen naderen, op een wijze die zij niet kennen.
45. En Ik geef hun uitstel; want Mijn opzet is sterk.
46. Vraagt gij van hen een beloning voor u zelf zodat zij onder schuld gebukt gaan?
47. Of hebben zij kennis van het onzienlijke, zodat zij het kunnen opschrijven?
48. Wacht geduldig op het gebod van uw Heer en wees niet als de man van de vis toen hij (Allah) aanriep terwijl hij misnoegd was.
49. Als een gunst van zijn Heer hem niet had bereikt dan zou hji zeker op een dorre kust geworpen zijn, terwijl hij vernederd werd.
50. Maar zijn Heer verkoos hem en maakte hem tot één der goeden.
51. En de ongelovigen wanneer zij het vermaan horen willen u met hun blikken gaarne ten val brengen; en zij zeggen: "Hij is zeker krankzinnig."
52. Neen, het (Boek) is niets dan een vermaning voor de werelden.