14. Er zal een Dag komen waarop de aarde en de bergen zullen beven, en de bergen in een hoop mul zand zullen veranderen.
15. Waarlijk, Wij hebben tot u een boodschapper gezonden, die een getuige tegen u is, geljik Wij een boodschapper tot Pharao zonden.
16. Maar Pharao gehoorzaamde de boodschapper niet, daarom grepen Wij hem met een verschrikkelijke greep aan.
17. Hoe zult gij u, indien gij het ware geloof verwerpt, beveiligen voor de Dag, waarop de kinderen grijze haren zullen krijgen (van schrik).
18. En waarbij de hemel uiteen zi splijten, en Zijn belofte zal worden vervuld.
19. Dit is zeker een vermaning. Dus moge hij die wil, de weg tot zijn Heer inslaan.
20. Waarlijk uw Heer weet dat gij bijna twee-derde van de nacht staat (te bidden), somsdehelft of ook wel een derde er van, en eveneens doet dit een deel van degenen die met u zijn. En Allah bepaalt de maat van dag en nacht. Hij weet, dat gij het niet kunt volhouden, en daarom heeft Hij Zich in barmhartigheid tot u gewend. Zegt dan zoveel van de Koran op als u gemakkelijk valt. Hij weet dat er enigen onder u ziek kunnen zijn, en anderen op reis door het land trekken, zoekende naar Allah's genade, en weer anderen strijdend voor Allah's zaak. Zegt er dus zoveel van (de Koran) op, als u gemakkelijk valt en onderhoudt het gebed, en betaalt de Zakaat, en sluit met Allah een goede lening. En wat goeds gij voor u uitzendt, gij zult betere en grotere beloning bij Allah vinden. En zoekt vergiffenis van Allah, voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.